“Ik wil graag assistentie bij het boodschappen doen.” zeg ik tegen de vlek aan de andere kant van de balie. Ik ben net verhuisd van de stad naar het dorp en dit is één van de eerste keren dat ik deze supermarkt bezoek. Hulp bij het boodschappen doen vraag ik al langer, namelijk sinds het moment dat etiketten voor mij niet meer leesbaar waren en ik bijvoorbeeld de yoghurt niet meer van de melk kon onderscheiden. “Heeft u gebeld?” vraagt de schim. “Nee?” antwoord ik wat verward. “Oh, dan weet ik niet of.. dan moet ik even kijken of er iemand is die u kan helpen. Normaal gesproken bellen mensen zoals u even van te voren om een afspraak te maken.” “Ik wacht wel even.” zeg ik zonder in te gaan op het “mensen zoals ik”.
12 minuten later verschijnt er een vakkenvuller om mij bij te staan. Hij is lang, jong en heel erg zenuwachtig. Ik geef hem mijn telefoon en leg hem rustig uit dat ik graag de dingen wil die in de geopende supermakt-app op het lijstje staan. Hij loopt weg. “Het is wel handig als je mij ook even meeneemt”, zeg ik snel, “en een mandje.”
Ik loop aan zijn arm mee de winkel in. Het verzamelen van de boodschappen verloopt uiterst moeizaam en traag. De vakkenvuller weet van geen enkel product waar het ligt en gaat het bij ieder volgend ding op het lijstje opnieuw aan iemand vragen. Tot een medewerkster van de vleesafdeling het van hem overneemt. Ik pak mijn inmiddels bezwete telefoon van de vakkenvuller over en geef deze aan haar. “Als je belt van te voren, kunnen we aangeven op welk tijdstip u het beste kunt komen.” zegt ze zonder enige vorm van gêne. “Ieder mens in dit land is vrij om deze supermarkt binnen de gestelde openingstijden te betreden en dingen te kopen, op een door hem of haar gewenst tijdstip.”, zeg ik, “Zo ook ik.” “Ja maar mensen zoals u kunnen we niet altijd helpen. Wij kunnen u dan aan de telefoon vertellen wanneer u welkom bent.” “Aha,”, zeg ik geïrriteerd, “en op de momenten dat ik niet welkom ben, zet u een bord voor de deur met “Alleen voor niet-gehandicapten” erop? Zodat dat even duidelijk is voor iedereen?” De medewerkster van de vleesafdeling doet zwijgend de boodschappen in het mandje. Thuis blijken er producten bij te zitten die ik niet op het lijstje had staan. Andere dingen ontbreken. Iets dat me vaker overkomt, ook in andere supermarkten. Mensen kijken niet altijd goed naar wat ze pakken. En ik kan het niet zo snel controleren, omdat ik het niet zie.
Het zit me een paar uur later nog steeds niet lekker. Vooral niet dat er blijkbaar een voor mij volkomen nieuwe, ongeschreven regel bestaat dat “mensen zoals ik” moeten bellen van te voren om aan te horen wanneer we ons in de winkel mogen wagen. Ik besluit de supermarkt op te bellen. Niet voor een afspraak, maar om de bedrijfsleider te spreken. Ik ga daar immers nog wel vaker mijn boodschappen doen. Ik vertel hem wat er gebeurd is en dat ik niet van plan ben thuis te gaan zitten wachten tot ik zijn winkel mag betreden. “Het is al heel vreemd om in een wereld te leven die duidelijk niet voor mij bedoeld is en om dat elke dag te ervaren. Zoals in een supermarkt,”, zeg ik hem, “ik vind het pijnlijk als ik dan ook nog eens enkel op een door u bepaald tijdstip toegelaten word.” De bedrijfsleider vertelt me dat dat niet de bedoeling is en belooft me dat hij actie zal ondernemen.
Een paar dagen later stap ik de supermarkt weer binnen en vraag assistentie. De persoon aan de andere kant van de balie sputtert dit keer niet tegen.