Celloles 2

0
174
Lichtblauw blokje

Je moet nooit in het defensief beginnen als je iets nieuws creëert.” – één van de makers van House of the Dragon.

Na de proefles besluit ik, in overleg met mijn man, om tweemaal per maand les te gaan volgen in Amsterdam. Ook de tweede les is weer een bron van vreugde en energie. Wat een rijkdom, zo’n prachtige cello. En een lerares die bereid is het mij te leren. Maar je komt niet veel verder als je thuis niet oefent. Dat betekent dat er thuis ook een cello moet komen. Mijn man en ik bespreken de opties. Ik kan bij mijn lerares een cello huren. Dat is in het begin weliswaar handig, maar het is ook geld dat wegvloeit. De cello zal dan niet van mij zijn, dus eigenlijk betaal je dan alleen maar. Joke Veltman, de Musi-CI trainster, doet een genereus aanbod. Ze biedt me tegen een zachte prijs haar cello aan. Zelf speelt ze piano en altviool en dat is voldoende voor haar. De cello ligt werkloos onder haar vleugel. Een ontzettend lief aanbod, maar ze woont aan de andere kant van het land.. Terwijl mijn man en ik dit aanbod aan het overwegen zijn, kom ik op een zondagochtend ineens een vrouw tegen die dicht bij ons in de buurt woont. Ze heeft jarenlang cello gespeeld in een kwintet, maar heeft dit moeten staken vanwege reuma in haar handen. Ook zij biedt tegen een lage prijs haar cello aan. En dat niet alleen. Het is een complete set, inclusief een hardcase koffer, een standaard om het muziekinstument op te zetten, een set extra snaren, een steminstrument, hars voor de paardenharen op de strijkstok en een blokje om de cello in te fixeren op een gladde vloer. Ik zou in één keer klaar zijn. Dat is wel heel erg fijn. “Ik doe het”, zeg ik, en een paar uur later staat er plotsklaps een cello op zijn standaard in onze kleedkamer.

Ik ben in shock. Het muziekinstrument komt me ontzettend intimiderend tegemoet. Dat had ik tijdens de lessen niet. Ik begrijp gelijk waarom. Tijdens de les zit mijn horende en ziende lerares tegenover me. ik vertrouw op haar oren en haar ogen. Maar nu ben ik alleen. Ik ben aangewezen op mezelf, op mijn gevoel en vooral op mijn Cochleaire Implantaten. Dat is geen kleinigheid. Dat is overweldigend. Want ik ben me er heel erg van bewust dat ik niet hoor zoals horende mensen. Dat mijn CI’s niet hetzelfde bereik hebben als oren. Dat ze heel anders klinken. Hoe weet ik nou dat het goed is wat ik doe? Dat het goed klinkt? Dat het geen vals kattengejank is? Temeer omdat ik ook niet kan zien of ik de strijkstok goed aanzet. De emotie die dat teweeg brengt overrompelt me zo dat ik een poosje lamgeslagen ben. Vertrouwen op je Cochleaire Implantaten tijdens het spraakverstaan of het luisteren naar muziek is totaal iets anders dan vertrouwen op je CI’s als je zelf muziek speelt.

“Ik vind het doodeng”, schrijf ik in een whatsappje aan een horende en halfziende vriend. Ik weet dat hij in een vorig leven contrabas heeft gespeeld. “Doodeng is goed,”, schrijft hij terug, “ik weet zeker dat je nieuwe lagen van jouw zijn gaat aanboren. Hulde!” Hij heeft gelijjk. Ik ga een onbekend gebied betreden. Ook in mezelf, vooral in mezelf. Dat zorgt voor tienduizenden angstgedachten. Maar juist daarom ook voor nieuwsgierigheid naar die aspecten in mezelf die nog onontgonnen zijn. Nieuwsgierigheid naar een fasccinerende uitdaging die, omgeven door vele demonen, in het duister verscholen ligt.

Ik ga op een krukje zitten en pak voorzichtig de cello van de standaard. Ik frommel mijn vingers in de juiste positie tegen de strijkstok. Ik zet deze op de C-snaar en strijk. Een mooie, sonore toon vibreert door de kamer en recht door mijn ziel.