De drie coaches komen dolenthousiast terug van hun uitstapje naar Bologna, Italië. Ze zitten vol verhalen. “Maar we hebben geen tijd te verliezen,”, roepen ze tijdens de zaaltraining, “dus we gaan gelijk trainen!” Ik moet lachen en denk even terug aan andere tijden. Al die sportverenigingen die ik eerder heb bezocht, dingen die ik heb geprobeerd. Al die teleurstellingen, al die verdrieten. Die vele momenten dat ik als een klein kind werd aangesproken, of als minderwaardig werd behandeld. Hoe zat ik het op een gegeven moment was. En zo anders is het nu. De drie mannen zijn net zo enthousiast en willen net zo graag als wij. Ik ben bij honkbalvereniging Moorfielders in Ede in het warme bad terechtgekomen waar ik jarenlang zo naar had gezocht. Maar ook een bad dat gewoon serieus wordt genomen. We staan er allemaal met een doel. We willen een goed team worden. De coaches hebben in Bologna verschillende Baseball for the Blind coachings- en scheidsrechtersclinics gevolgd. Omdat ze dat zélf graag wilden. Dat vind ik iets heel dankbaars.
Ik zou willen dat meer blinde en slechtziende mensen de weg naar ons team zouden vinden en zouden ervaren dat ze hier welkom zijn, precies zoals ze zijn. Dat het hier goed is. Voor iedereen. Ook als je denkt dat je niet goed genoeg bent.
Mijn man heeft de livestream van het Europees Kampioenschap Baseball for the Blind, dat die dagen ook in Bologna wordt gehouden, op onze grote tv gezet. Het hele weekend sta ik met het puntje van mijn neus bijna op het scherm naar de wedstrijden te kijken. Omdat mijn CI’s een bluetooth verbinding met de tv hebben en de twee commentatoren goed Engels spreken, kan ik het volgen. Zo leer ik het spel goed kennen. Wat de scheidsrechters allemaal precies roepen, hoe de puntentelling gaat. En het Nederlandse team, nu nog bestaand uit enkel de leden van het B4B team uit Beek, Limburg, doet het ontzettend goed. Ze worden zelfs tweede!
Maar er valt me ook iets anders op. De twee Nederlandse deelnemers die in een rolstoel zitten, hebben een renner naast zich staan als ze aan slag zijn. Dus de rolstoeler slaat de bal en een ander rent vervolgens naar het honk. Ik leer dat dit een pinch runner heet, een teamgenoot die als het ware de slagman/-vrouw vervangt bij het rennen als diegene het zelf niet kan. Ik app coach P. en vraag hem om eens aan een deskundige aldaar te vragen of doofblinde mensen ook een pinch runner mogen. De Italiaanse hoofdscheidsrechters, die dit spel al 20 jaar met veel plezier, kennis en kunde doen, gaan met elkaar in conclaaf. Een dag later krijgt P. het definitieve antwoord. Witte rook. Het mag. Een doofblind persoon mag een pinch runner. En dan wordt het wel heel interessant. Dat betekent dat ik me volledig kan focussen op hard leren slaan en goed leren fielden, terwijl de geweldige kanonskogels in mijn team naast die dingen ook keihard kunnen rennen.
“Meissie,”, zegt mijn man terwijl hij met een bakje nootjes op schoot naar de tv zit te kijken, “jij doet niet onder voor die mensen daar, hoor. Als ik het zo zie, kun jij volgend jaar best mee naar de World Cup in Parijs.” “Echt waar?”, vraag ik. Mijn man zegt het vast alleen maar om aardig te zijn. “Ja, echt.” zegt hij beslist. “Goed,”, zeg ik, “dan gaan we daarvoor zorgen.”