In mijn hoofd ontvouwt zich een plattegrond van het interieur van het café waar ik nu recht voor sta. Maar het is lang geleden. Zou alles nog wel hetzelfde zijn? Misschien is het inmiddels verbouwd. Tot zo’n hippe barista tent met een strakke, industriële inrichting. Met havermelk in Scandinavische tinten. Als dat zo is, zal ik mijn weg er niet meer kunnen vinden. Ik haal diep adem. De koude winterlucht snijdt mijn longen in. De mensen die langs lopen zijn dik ingepakt. Af en toe strijkt een gewatteerde jas langs de mijne. Op hoop van zegen dan maar. Ik loop met mijn taststok de deur door van het café dat ooit zo vertrouwd voor me was.
16 jaar heb ik hier in de binnenstad gewoond. Bijna dagelijks maakte ik samen met mijn hond door weer en wind een wandeling langs de singel en landde ik regelmatig even aan in dit café. Voor een glas thee of een kop soep. Om weer op te warmen. Inmiddels woon ik alweer heel wat jaren in een dorp, waar ik voor de liefde naar toe ben verhuisd. Maar ik mis het nog steeds. De levendigheid, de bedrijvigheid. Het feit dat in de stad de minderheden veruit in de meerderheid zijn. En ik dus helemaal niet opval. M’n stadsie. Ik kan nog steeds naar haar terug verlangen. Je kunt het meisje wel uit de stad halen, maar de stad niet uit het meisje.
Binnen blijkt er niets te zijn veranderd. Alles is nog zoals het was. De donkerbruine houten tafels en stoelen staan nog op precies dezelfde plek. Het versleten vloerkleed in het midden, dat ik onder mijn stok voel. Het vale licht van de vitrine waar vermoedelijk taartjes in staan. Het is er allemaal nog. Dat ontroert me. Ik ben weer thuis. Ik ga aan mijn favoriete tafel aan het raam zitten en haal mijn brailleboek tevoorschijn. Lekker even een paar uurtjes lezen temidden van gebabbel en gerinkel van glazen. Even weer de stad in me opnemen naast de beslagen ramen.
“Had u niet altijd een zwarte hond bij u?” Het is de serveerster. Goh, dat ze dat nog weet. “Ja,”, zeg ik, “dat klopt. Dat was mijn blindegeleidehond.” “Ja, ach, dat was zo’n lief beest.” Ik denk terug aan hoe ik na zijn overlijden, inmiddels 11 jaar geleden, in de stad nog een tijd lang werd aangesproken door mij totaal onbekende mensen. Waar de hond was? Mijn hond had vele harten beroerd. Ik glimlach en bestel een warme chocolademelk met slagroom. Ik kan me niet heugen wanneer ik dat voor het laatst heb gedronken. Maar deze koude, winterse dag vol warme herinneringen vraagt om nostalgie.
_
Deze column is geschreven voor en gepubliceerd in de Winterspecial van Bibliotheekservice Passend Lezen.