Ik word gebeld. Het is de mevrouw die de wekelijkse openbare haakmiddagen in het gemeentehuis organiseert. Ik had gemaild dat ik graag langs wilde komen, omdat ik er zelf niet goed uitkom met het haken. Of ik tijdens zo’n middag wat vragen kan stellen. En dat ik mijn blindengeleidehond mee zal nemen. De mevrouw zoekt naar woorden. “Ja… we hebben niet veel ervaring met eh… met mensen zoals u.” Oh God, daar gaan we weer. “Nou,”, zeg ik met een kwinkslag in mijn stem, “dan wordt het eens de hoogste tijd.” Ze lacht ongemakkelijk. “Ja maar de mensen zullen het spannend vinden als u komt, hè.” Ze bedoelt natuurlijk dat ze zelf doodsbenauwd is en mij verantwoordelijk wil houden voor haar eigen angsten. Ik heb het te vaak meegemaakt om dat niet door te hebben. “Spannend?” vraag ik. “Ja, nou, er komen normaal gesproken geen mensen zoals u. En die hond… staat-ie wel onder appèl dan?” “Natuurlijk.” antwoord ik vermoeid. Ik voel de energie wegvloeien. De mevrouw wil eerst een aparte afspraak met me maken. “Maar het is toch een vrijblijvende inloop in een openbaar gebouw? Bezoekers mogen toch zelf beslissen of ze komen of niet?” “Ja, maar bij u moeten we eerst maar even gaan kijken hoe het allemaal moet.” Nou, wat dacht je van gewoon net zoals bij iedereen? En de rest gewoon aan mij overlaten? Ik probeer haar nog gerust te stellen en uit te leggen dat ik het zelf zal regelen als mensen het spannend vinden, maar ik hoor aan haar dat ze niet luistert. Geen vrijblijvende inloop voor mij. Schoorvoetend en met tegenzin ga ik akkoord met een aparte afspraak. Maar als ik ophang heb ik daar gelijk spijt van. Ik besluit om niet te gaan. Als ik later de afspraak afzeg, is de mevrouw opgelucht. “Het is misschien ook niet echt iets voor mensen zoals u, hè.” Ze bedoelt natuurlijk te zeggen dat ze blij is dat ze nu niet met haar eigen angst geconfronteerd hoeft te worden.
Een tijdje later lees ik in het plaatselijke krantje over een informatiebijeenkomst over leesclubs van Senia. Deze wordt gehouden in de bibliotheek. Graag van te voren aanmelden. Dat lijkt mij wel leuk. Ik lees al praktisch mijn hele leven literatuur. En met Senia leesclubs heb ik al ervaring, want tijdens de corona periode deed ik mee aan een online variant ervan. Ik denk erover na. Mijn bekendheid met Senia kan ik wellicht gebruiken om dit te laten slagen.
Ik schrijf bij mijn aanmelding positief over deze eerder opgedane kennis en dat ik destijds alle informatie en leeswijzers van Senia niet op papier, maar digitaal ontving. Zodat ik deze met behulp van spraaksoftware of brailleleesregel kon lezen. En dat dit prima werkte. Ik ontvang een enthousiaste mail terug. Het is geen probleem. Ik ben van harte welkom. Geen woord over “mensen zoals u”.
De informatiebijeenkomst verloopt soepel. Ik word warm begroet. Niemand zegt een onvertogen woord, niemand maakt mij anders, of sluit me buiten. Niemand lijkt het spannend te vinden. Het gaat allemaal heerlijk normaal. Verrassend, bijna. Het enige verschil tussen mij en de ander is dat ik alles netjes zoals gevraagd digitaal krijg. Mijn hoop keert voorzichtig terug. Zal het dan toch lukken om zonder onnodig veel gedoe en discriminatie ergens aan mee te doen?
Anderhalve maand later zit ik met vier andere vrouwen en een hond in het gastenverblijf van één van de deelneemsters, op loopafstand van mijn huis. Tegenover me zit S. Ze is 96 jaar en nog fantastisch scherp van geest. Ze is pittig en grappig. Ik ben gelijk dol op haar en in stilte wens ik nog lang van haar aanwezigheid te mogen genieten. Er ontvouwt zich tussen de vijf vrouwen een intelligent gesprek. Geen theekransje met uitwisseling van recepten en hoe de zoon van de bakker het met de achterneef van de slager heeft gedaan. Nee, we gaan gelijk de diepte in over het gelezen boek. En ik word serieus genomen, op precies dezelfde wijze als de anderen. Er ontstaan mooie dialogen, die echt ergens over gaan. Als ik een paar uur later thuiskom, voel ik me totaal verrijkt. En geïnspireerd door de andere vrouwen. Mijn afwachtende houding, veroorzaakt door vele teleurstellingen, blijkt niet nodig. De moed om door te gaan, werpt zijn vruchten af. Er is hoop. Ik ga me voor het volgende boek grondig voorbereiden. Ik heb er nu al zin in.

