Het goud in mijn handen

0
140
Lichtblauw blokje

Wat erna gebeurde.

Er was een “vriend” die de vertrouwelijke informatie die ik hem vertelde achter mijn rug om doorvertelde. En me later schreef “dat ik hem belast had met het verhaal.” Maar dat laatste niet tegen de dader zei.

Er was een “vriendin” die schreef “dat het gewoon een beetje onhandig van hem was”. Maar mij nooit naar mijn kant van het verhaal vroeg.

Er was een “vriend” die schreef: “Zie je dan niet dat het allemaal door je eigen wonden komt?” Het spirituele equivalent van: “Je vroeg er ook wel om, met je korte rokje.”

Er was een “vriend” die me schreef: “Hij mag het allemaal gewoon zelf weten, he. Hij is de leraar.”

Er was een “vriend” die van alles over mij op internet zette, met naam en toenaam, zonder me vooraf te vragen of ik dat wel wilde. “Want het draaide ook allemaal om hem.”

Er was een “vriend” die me bedreigde door de telefoon.
Er was een ander die me bedreigde op de sociale media.

Er was een “vriendin” die met me op stap ging, naar het strand, naar uitjes, maar ondertussen een eigen agenda had, als zijn hulpje.

Hij maakte er zijn eigen verhaal van.
Het was een list.
Het was een val.
Het was smerig.

Er waren zoveel “vrienden” die daarna niets meer lieten horen. Ze zaten, zitten, allemaal in een afhankelijkheidspositie, van hem. Ze hadden allemaal hun eigen belangen. Ze waren allemaal zo ontzettend bang. Omdat ik was opgestaan en had gezegd dat het niet deugde wat hij had gedaan.

Ik was verpletterd. Ik verhuisde. Ik veranderde mijn naam. Ik dook onder bij mijn nieuwe partner. Ik verdween van de radar. En zei vier jaar lang niets. Ik kreeg geen letter op papier. Ik schreef niet meer. Terwijl ik dat had gedaan sinds de dag dat ik als kind had geleerd hoe het moest. Schrijven is mijn raison d’être, maar de woorden waren gestold. Ik zweeg. Ik kon niets meer uitbrengen. Vier jaar lang bestond ik niet voorbij mijn voordeur. Sommige mensen dachten dat ik dood was. Anderen denken dat wellicht nog steeds.

Tot mijn KNO-arts en chirurg, die vriendelijke, lieve man die in de OK volledige macht over mijn lichaam had gehad, na mijn eerste CI-operatie in mijn oor tuurde en vroeg: “Laat je me weten hoe het gaat met je revalidatie?”

Toen begon ik weer te schrijven. Alsof hij iets in mij los gesneden had.

De dader had veel meer macht dan ik. Over zoveel meer mensen. Daar had ik nooit tegenop gekund. Het was onmogelijk. Al wist ik toen niet eens dat het oorlog was. Ik had geen idee. Ik was zo ontzettend naïef. Ik had steeds ergens geloofd in zijn begrip, in zijn mededogen.
Tevergeefs. Natuurlijk tevergeefs.

Maar in die vier jaren van verbijstering, verdriet, heling, stilte en verwerking, verdiepte zich datgene wat ik na mijn ziek zijn in 2014 ontdekt had. Ik realiseerde me dat ik het grootste wapen zelf in handen had. Ik had het altijd in handen gehad. En zal het altijd in handen hebben. Pas toen ik was opgestaan en was weggegaan, ontdekte ik het goud. Ik had het gevonden. In mezelf. En als je het eenmaal weet, écht weet, raak je het niet meer kwijt. Dat geeft zo’n rust. Het goud maakt dat de angst beetje bij beetje wegvloeide. Ik kan rustig naar het goud in mezelf leven, rustig naar dit innerlijke anker handelen. Elke dag opnieuw ervoor kiezen.

Afstand nemen (controle loslaten) is gebaseerd op het onwankelbare vertrouwen in de kracht van het ware zelf.
Ik kan vertrouwen.

Mijn man en ik kijken tv. De sluwe, op sensatie beluste tv-presentatrice, vermomd als onschuldige, blonde boerendochter, loopt in beeld naar Maud toe en vraagt met overdreven hoog stemmetje: “Maar Máud, heb je het je dan helemaal niet aangetrokken? Al die honderden berichten over jóu? Wat ál die mensen over jóu schrijven? Heb je daar dan écht helemaal niets van gelezen?” “Nee,”, antwoordt Maud rustig, “dat hoeft niet. Ik weet wie ik ben.”

_

(Geschreven in 2022.)