Zo wijd de wereld strekt, herinnering aan een vriendschap

0
72
Donkerblauw blokje

Als ik tijdens één van de eerste Baseball for the Blind trainingen hoor dat er ook een marinier onder de coaches en/of begeleiders aanwezig zal zijn, maakt mijn hart een klein sprongetje. Een marinier, leuk! Ik hoop dat hij een beetje van wanten weet. Een beetje hard is, direct. Geen blad voor de mond neemt. Gewoon zegt waar het op staat. Recht door zee, zo wijd de wereld strekt. Want zachte heelmeesters maken bij mij toch maar stinkende wonden. Ik heb duidelijkheid nodig.
Ik word niet teleurgesteld. De marinier blijkt deze eigenschappen uitstekend te beheersen. Tegelijkertijd voel ik zijn respect, dat er als fundament onder ligt.

Wat de marinier niet helemaal beseft, is dat veel mensen niet politiek incorrect tegen gehandicapte mensen durven te zijn. Vaak vinden mensen ons een beetje zielig, dus passen ze hun houding, hun intonatie, hun woorden daarop aan. Ze ontzien ons. De marinier doet dat niet. En daarom mag ik hem gelijk. “Dat kan ik niet hoor”, verzucht ik een keer tijdens een trainingsavond. “Kan ik niet, kan ik niet.”, jengelt hij me na. “Loop niet zo te piepen. Train as you fight, fight as you train.” Als ik tijdens een andere oefening het dreig op te geven, heeft hij het gelijk door. “Niet opgeven, dóórgaan!” schreeuwt hij hard tegen me. Ik vind het heel prettig. Het geeft me hernieuwde kracht en energie. En ik voel me serieus genomen. Na de training laat hij me trots zijn zelfgebouwde motor zien, een Harley.

Onwillekeurig denk ik terug aan een naamgenoot van de marinier. We maakten deel uit van een vriendengroepje dat elkaar kende van een chatroom op internet. De Digitale Stad. Het was nog vóór de eeuwwisseling. Ik was begin twintig en studeerde aan het HBO in Leeuwarden. Hij was eind twintig en studeerde in Utrecht. Flarden van herinneringen aan schimmige kroegen, zwarte kleren, heavy metal. Veel roken, veel drinken. Kijken hoe hij basgitaar speelde tijdens een optreden op Koninginnedag. Zijn lange haren had ik op zijn verzoek gevlochten, als cult. Ik hield veel van hem, op een zuivere, platonische manier. Eén keer belandden we op een dronken avond in zijn bed in zijn studentenkamer. Honderden lege flesjes speciaalbier op planken langs de muur. Geen idee hoe hij daar zo dun onder bleef. Het bleek al snel een slecht idee. We waren inmiddels te goed bevriend. Veel vaker heb ik tegen hem aan geslapen, niet zelden ergens op een bank.
De mooiste momenten met hem beleefde ik tijdens onze nachtelijke motorritten over de A32. Ik zat achterop zijn zwarte Suzuki Bandit. Er was verder niemand op de weg. Er was ook niets lángs de weg. Niets dan leeg land. We reden met 140 km/uur door desolate eenzaamheid. Alles klopte en schoof in elkaar. Zo voelde geluk.